Paesmans Autogroep
Op een boogscheut van de Nederlandse grens, in het pittoreske Aldeneik, ontmoeten we Didier, autosportfanaat en Renault liefhebber in hart en nieren. Terecht fier leidt hij ons naar zijn garage, waar twee bolides - een Renault Alpine A110 uit 1974 en een Renault R5 Alpine - staan te blinken in het TL-licht.
Didier, hoe is je passie voor auto’s ontstaan?
“Toen ik nog klein was, nam mijn nonkel me mee naar Formule 1-wedstrijden. Het autosportvirus kreeg me toen al te pakken. Op mijn achttiende werd ik baancommissaris op de circuits van Zolder, Nijvel, Francorchamps en Zandvoort. Ik signaleerde gevaar met de vlag en als er iets gebeurde, was ik meestal als eerste ter plaatse om te helpen.”
Kriebelde het dan niet om zelf te rijden?
“Zeker en vast. Toen ik nog op school zat, bouwde ik mijn eerste auto: een Renault R8. Dat was een werk van lange adem, want het mocht niks kosten natuurlijk. Ik leerde ‘het wereldje’ van de autosport steeds beter kennen en legde steeds meer contacten. Van een van hen kreeg ik een Formule V, een eenzitter-formulewagen, waarmee ik vooral wedstrijden reed op circuit. Tot de auto overkop ging en te fel beschadigd was om nog te herstellen.”
Betekende dat het einde van je hobby?
“Verre van. Ik was toen al begonnen met het bouwen van een rallywagen: een Renault 12. Die heb ik verder uitgebouwd met een kas van een Renault 12 Gordini en een 1600cc motor. Rond die tijd trouwden Lisette en ik en schakelde ik over naar rallysprints. Dat zijn kortere en vooral goedkopere wedstrijden, want voor een ‘gewone’ rally betaalde je toen al flink wat inschrijvingsgeld. Als pasgetrouwd koppel moest het allemaal een beetje betaalbaar blijven.”